Interview met Philip Andoh

Mijn jeugd en vlucht

Mijn naam is Kwame. Ik ben geboren op 18 augustus 1956, als zesde van acht kinderen. Mijn moeder werd bijgestaan door een aantal vrouwen die vaak als vroedvrouw optraden. Mijn geboortedag was een zaterdag. Dat weet ik natuurlijk niet omdat die dag zo goed in mijn geheugen gegrift staat, maar omdat je in Ghana een naam krijgt op basis van de dag van de week waarop je geboren wordt. Een meisje dat op zaterdag geboren wordt heet Ama. Ouders in Ghana zijn blij met elk kind, maar arme gezinnen zullen wel meer investeren in het onderwijs van hun zonen dan dat van hun dochters. Ik ben opgegroeid in het centrum van Ghana, in de regio Agona. Ik ben opgegroeid in het dorpje Abodom, een ruraal dorpje met een diameter van één kilometer en minder dan 10 000 inwoners. Mijn vader was een cacaoboer. Abodom telt vijf kerken, maar ook één moskee. Je hebt er presbyterianen,rooms-katholieken, anglicanen en één procent moslims. Iedereen in het dorp behoort tot de Fanti-bevolkingsgroep. Moslim of christen, het maakt ons niet uit, we deden alles samen. Het enige wat we niet deelden waren onze gebedshuizen.

Ik heb kunnen voortstuderen na het secundair onderwijs en koos voor elektronica. Mijn hobby’s situeerden zich immers in dat vakgebied. Zo herstelde ik toen reeds radio’s en dergelijke. Later ben ik getrouwd en in het leger gegaan. Ik was cross country loper en zat in een atletiekgroep in het leger. Ghana kende in die periode echter instabiliteit, zo waren er een aantal militaire coups. Ik werd er valselijk van beschuldigd betrokken te zijn bij een militair complot en kon niet anders dan vluchten. Helemaal alleen, met enkel een koffer met wat essentiële spullen, sloeg ik op de vlucht. Mijn vrouw, broers en zussen zijn in Ghana gebleven.  Eerst ben ik naar Nigeria gegaan. Daar ontmoette ik een aantal militairen die terug naar Ghana wilden om te gaan vechten, maar dat zinde me niet. Ik was bang gedwongen te worden om mee te gaan en trachtte naar Toronto te vluchten. In België werd ontdekt dat ik een vals visum bij me had en ik kon mijn reis niet voortzetten. Ik deed mijn verhaal, vertelde hen dat ik politiek vluchteling was. De douaneagent zei “Oh, dan stuur ik je terug naar Ghana, zodat Rawlings je kan neerschieten”. Dat was natuurlijk niet ernstig bedoeld en hij verwees me door.

De beginjaren in België

Zo kwam ik in het Klein Kasteeltje terecht. Daar waren toen asielzoekers uit Zuid-Afrka, Iran, Sri Lanka… Overdag was er weinig te doen in het Klein Kasteeltje. Er was een bibliotheek maar die bevatte enkel Nederlandstalige en Franstalige boeken en we waren het Nederlands nog niet machtig. Activiteiten werden niet georganiseerd. We liepen wat rond, voetbalden soms en trokken de stad in. Om zes uur ’s avonds moesten we terug zijn. Er was een groot informatiebord waarop je – per nationaliteit – kon zien of je naar een stad of dorp gestuurd zou worden. De gemeentes namen steeds een beperkt groepje asielzoekers op. Het first come first served principe werd toegepast: elke gemeente nam van een bepaalde nationaliteit een bepaald aantal asielzoekers op, te beginnen met degenen die eerst aangekomen was.  Maar we merkten al snel dat de zwarten het langst bleven en gingen een week in hongerstaking. Er was veel media-aandacht voor en Miet Smet, de toenmalig bevoegde minister kwam langs. Na vijf maanden stelde Gent dat ze twintig Ghanezen wou opnemen: ik was één van de eerste tien. Ik ben de enige van die groep die nog overgebleven is in Gent. Ik was de enige die toen erkend werd als politiek vluchteling. De anderen hadden hun zaak slecht en met onvoldoende bewijsmateriaal gepresenteerd.

Het OCMW verspreidde ons in huizen waar al Ghanezen woonden. Toen waren er misschien wel meer Ghanezen in Gent dan nu. Ik belandde in een huis in de Martelaarslaan met andere Ghanezen, waar ik een kamer moest delen met een andere man. We kregen ook 7000 Belgische Franken. Dat geld moesten we zelf managen en alles mee bekostigen. Zoals ik al zei was ik in Ghana erg sportief. Toen ik in het begin in Gent was, liep ik erg vaak de ronde langs de Blaarmeersen om in conditie te blijven en ging vaak fietsen. We kregen typisch Belgische voeding voorgeschoteld: pureepatatjes met saus. Dat was in het begin wel aanpassen, maar we wenden eraan. Iemand nam ons er voor het eerst op uit om frietjes te gaan eten aan een frietkraam en ik was verkocht! Het eten bevalt me intussen al veel meer. Aardappelen lijken op manioc, wat we in Ghana eten. In Ghana eten mensen met geld eitjes met brood als ontbijt en drinken ze koffie of milo, een drankje gemaakt van cacao. Een zwaar ontbijt kan ook uit aardappelen en saus bestaan in Ghana. Voor lunch zullen we gebakken bananen eten, planteen of boontjes. De voornaamste maaltijd eten we ’s avonds rond vier à vijf uur. Nu we in België wonen, eten we wel wat later. Vandaag de dag eten we nog steeds veel lekker Ghanees eten, maar ik ga ook graag eens frietjes halen en als ik op de baan ben, eet ik Belgisch voedsel.

Als we met twee of drie zwarten samen op straat liepen, werden we altijd gecontroleerd. Soms kwamen ze zelfs met zwaailicht achter ons om onze identiteit te controleren.

Ik verveelde me dood in het begin en besloot Nederlands te leren. Veel kennissen vonden dat raar, je kon het Nederlands immers toch niet gebruiken buiten België. Engels en Frans, dat zijn internationale talen. De meeste mensen zeiden: Nederlands is moeilijk en ik wil hier toch niet blijven, ik ga later naar Amerika. Maar velen van hen zijn hier nog. Via VZW Oikondé volgde ik mijn eerste cursus Nederlands. We hadden twee à drie keer per week les, drie uurtjes per avond. Sommige Belgen zeggen ons dat Afrikanen goede taalstudenten zijn. Ik vond de taal niet erg moeilijk, enkel de uitspraak zorgde voor moeilijkheden. De Vlaamse gemeenschap subsidieerde echter geen cursus Nederlands voor gevorderden, dus volgde ik die erna op de Henleykaai. Zij waren van mening dat je om te kunnen  gaan werken slechts een basiscursus nodig had. In totaal heb ik vijf jaar Nederlands gestudeerd en twee jaar elektronica. Daarna volgde ik een specialisatie in macroprocessortechnologie. Tenslotte volgde ik video- en televisietechnologie. In 1989 ben ik na die opleidingen dankzij de VDAB beginnen werken voor een bedrijf dat het onderhoud van televisiekabels verzorgde. Vlak voor ik vertrok vroeg de ABVV of ik hun afgevaardigde in het bedrijf wou worden.

In het begin correspondeerde ik met mijn vrouw en familie via briefwisseling. Toen ik hier vijf jaar was, kwam ze met Kofi, mijn eerste kind naar België. We kregen hier onze dochter Adjoa.

Philip-en-zijn-vrouw-bij-het-doopsel-van-hun-jongste-dochter-Adjoa_web   
Philip en zijn vrouw bij het doopsel van hun jongste kind, Adjoa, in Gent.

Mijn vrouw kon hier niet meteen aarden. België is wat minder zonnig dan Ghana. We merkten dat we telkens naar Antwerpen moesten als we Ghanese recepten wilden bereiden, omdat er maar één Afrikaanse winkel in Gent was en die was steeds uitverkocht. In 1993 zijn we een eigen winkel gestart. We verkopen allerlei voedings- en verzorgingsproducten en mijn vrouw heeft boven de winkel een kapsalon. Er komen mensen van alle nationaliteiten in mijn winkel. Na twee jaren ben ik gestopt met mijn andere job, omdat de winkel goed draaide. Door de economische crisis is het wel moeilijker geworden, de koopkracht van de mensen is enorm gedaald. Ik heb een personeelslid moeten ontslaan.

voorkantForeignshop_web

deForeignshop_webkapsalon_webDIGITAL IMAGE

Het gezinsleven hier is helemaal anders dan in Ghana. Daar leven we in een compound, je staat op en kan iedereen gedag zeggen. Het voordeel hier is dat je je privacy hebt, het nadeel is de eenzaamheid. Je hoort soms dat iemand een week dood in huis gelegen heeft… dit zou nooit gebeuren in Ghana. Zelfs als je even een dutje doet, is er een grote kans dat iemand zijn hoofd binnensteekt en vraagt of je misschien aan het slapen bent.

Wonen in Gent

Het gebeurde vroeger vaak dat  kinderen van Afrikaanse vaders en Belgische moeders nooit contact met de Ghanese gemeenschap hadden. Vaak hadden ze ook weinig contact met hun vader. Die was weggegaan toen ze erg klein waren en hun mama sprak niet altijd erg positief over hun vader. Maar dat is nu helemaal veranderd. Nu zijn hun vaders nog in België, kennen ze hun vrienden ook. Mijn petekind Aïsha bijvoorbeeld, zij belt me altijd als ze hulp van me nodig heeft.

Ik voel me Gentenaar, Ghanees, Belg… en ik woon graag in Gent. Er zijn overal problemen, overal zijn voor- en nadelen aan. In het leger word je opgeleid om in elke situatie te kunnen leven. Wel ben ik van plan ooit terug naar Ghana te gaan. Maar veel mensen zeiden dat en sommigen zijn hier gestorven. Voor de nieuwe generatie is het moeilijker om zich voor te stellen daar te leven, maar ik ben er geboren. Er is een andere mentaliteit. Hier denken mensen soms dat we dom zijn. Ze zeggen dat we ergens moeten zijn om acht uur en wij denken dan, half negen zal ook wel goed zijn. Maar de mentaliteit is anders in België. Nu, hier kan je ook makkelijk uren in de file zitten en te laat komen op een afspraak. Hier gaat alles heel snel, alles wordt snel en goed geregeld, maar je krijgt er ook veel stress van. In Ghana kan je uren wachten om gewoon een handtekening op een officieel document te krijgen. Anderzijds ben je er vrij, je kan er doen wat je wilt. Er zal geen politieagent komen klagen dat je je auto niet mag zetten op een bepaalde plaats. Het is er ook veilig en er is veel sociale controle en een betere sociale cohesie. Ik heb hier eens in de luchthaven gezien dat er een diefstal was en iedereen ging gewoon opzij voor de dief. Ik heb hem tegengehouden en zo kon de politie hem oppakken. De mensen zijn soms te passief, al is dat ook soms veiliger voor hen.

 

Vroeger had ik veel Vlaamse vrienden. We gingen op vrijdag iets drinken op café. Vlamingen zijn gesloten mensen, maar eens je hen kent zijn ze erg open en sympathiek. Racisme is een complexe zaak. Je moet je er niet op focussen, ik trek me er niets van aan. Onder Ghanezen komen we minder vaak samen dan vroeger. Voor een verjaardagsfeest, geboorte, huwelijk of begrafenis zijn we nog steeds van de partij uiteraard. Op zo’n feest wordt muziek gespeeld en wat gedronken. Ghanezen houden vooral van Guinness. We drinken ook jupiler, stella artois… Maar voor Ghanezen is een feestje geen feest zonder dat er Guinness bij is. We verzetten geen sloten alcohol natuurlijk, maar een Guinness kan toch af en toe smaken. Die feesten duren dan van tien uur ’s avonds tot 5 uur ’s ochtends. Een van de weinige rituelen die we hebben, is dat we samenkomen en een glas sterke alcohol, zoals gin, neerzetten, om te communiceren met onze voorouders. De kerk en het geloof is heel belangrijk voor het sociale leven, daar blijft iedereen elkaar zien. Ook mijn vrouw gaat wekelijks naar de mis. Ik niet, ik heb daar geen tijd voor.

 

Onderwijs en de Ghanese gemeenschap

In Gent wonen er veel Ghanezen in Ledeberg, maar we leven erg verspreid. De jongeren voelen zich meer Belg dan Ghanees. Mijn dochter ook, maar ze heeft erg genoten van het bezoek  aan Ghana en wil graag nog eens teruggaan. Je kan in Ghana veel spelen op straat. We hebben een rijk verenigingsleven, maar iedereen is een dagje ouder en heeft een gezin nu. Het is moeilijk om tijd te maken om je te engageren. We hebben recentelijk een vereniging opgericht met mensen uit allerlei Afrikaanse landen. Die dient om elkaar te helpen als iemand iets overkomt. We zijn een tijdje geleden een vriend verloren, dus hebben we zijn ex-vrouw geholpen de begrafenis te organiseren. Als dit nog eens gebeurt, zullen we via de vereniging de familie ondersteunen. De jeugd zou door de ouders op het juiste spoor gezet moeten worden, maar veel ouders hebben daar niet steeds veel interesse in. Ze zien het belang van onderwijs niet in en denken dat bijvoorbeeld onderwijs enkel van op school kan gegeven worden of dat blanken beter hun kinderen kunnen opleiden dan een Ghanese vereniging. Dat zie je ook bij de huiswerkklasjes die COJG organiseert, er zijn zoveel Ghanese jongeren, maar er komen slechts een vijftiental naar de huiswerkklasjes. De ouders begrijpen het onderwijssysteem niet goed, hebben er geen inzicht in. Dat is ook hun fout niet, velen zijn laaggeschoold en hebben weinig of geen Nederlands geleerd. Dat moest je vroeger allemaal zelf uitzoeken. Ik heb hier bijgestudeerd: vijf jaar Nederlands, drie jaar elektronica en mijn specialisatie, dus ik begrijp de problemen die onze kinderen hier kunnen hebben. Zo had ik eens een examen van meneer Acker. Ik begreep niet altijd alles en moest als ik thuiskwam de nieuwe woorden opzoeken. Hij begon elke les met een mopje, zo ook tijdens dat examen. Maar plots begonnen alle medestudenten als een gek te noteren en ik had de vraag niet gehoord. Ik moest hem vragen de vraag nog eens te dicteren. Ik heb dus begrip voor kinderen die het hier moeilijk hebben in het onderwijs.

chairman delivering speech_web Philip tijdens het debat op 1 mei 2010 over de integratie van Ghanezen in Gent
Philip tijdens activiteiten van COJG 

 

 

Terug naar Ghana?

Ik heb natuurlijk nog veel contact met Ghana. Mijn broers en zussen hoor ik om de twee of drie dagen. Ik importeer voeding en verzorgingsproducten en mijn kleine zus regelt de aankoop en het opsturen van de geïmporteerde goederen in Ghana. Mijn moeder is vorig jaar op de leeftijd van 96 jaar overleden, ik ben toen nog eens naar Ghana gegaan voor de begrafenis. Vroeger ging ik jaarlijks, maar sinds de economische crisis ga ik nog maar eens om de drie jaren. Ik kan niet zomaar terug naar Ghana. De onbetaalde facturen zouden zich hier snel opstapelen. Ooit wil ik wel graag terug in Ghana gaan wonen, misschien doe ik dat wel als ik met pensioen ga. We zullen zien…

Posted in Uncategorized
Joomla16 Appliance - Powered by TurnKey Linux