Interview met Bernard Asamoah-Anoche

Familie in Ghana

Mijn naam is Asamoah-Anoche, Bernard. Ik ben geboren in Kumasi, op 24 december 1959. Ik had 10 broers en zussen. Mijn vader was tewerkgesteld als de secretaris van de gouverneur van de Ashantiregio die bevoegd was voor multinationals als AG Leventis, UAC en UTC. Hij reisde het land af om de cacao aan te kopen met overheidsbudgetten, aangezien er nog geen banken waren om de transacties uit te voeren. Hij kreeg steeds meer verantwoordelijkheid en bleef ook aan toen de koloniale overheersing eindigde in 1957 en AG Leventis omgedoopt werd in GNTC. Ons gezin was welgesteld in die tijd. Na de coup van kolonel Achampong in 1972 echter, was mijn vader genoodzaakt met vervroegd pensioen te gaan. Hij was immers een man van de democratie, hij steunde de UP (United Party) en keurde de militaire regimes af. Hierna konden mijn ouders mijn opleiding niet langer betalen, ik moest mijn eigen weg zoeken.

Omzwervingen na vertrek uit Ghana

Veel van mijn familieleden hadden kunnen voortstuderen en waren met een studiebeurs naar Amerika getrokken. Ik wou hen achterna reizen en trok in 1979 in het geheim om geld te verdienen naar Nigeria, later naar Kameroen, Gabon en dan Mauritanië, om van daaruit, via Frankrijk, naar Amerika te vliegen. Mijn doel was om in de VS verder te studeren of aan de slag te gaan en als het goed ging, terugkeren om Ghana te helpen heropbouwen. In Frankrijk werd echter ontdekt dat mijn visum vervalst was. Het leven in Europa is moeilijk gebleken, we kregen geen papieren om een nieuw leven te kunnen opbouwen. Ik bleef twee jaar in Frankrijk en kwam aan de bak via ‘hustling’. Daar moest je slim voor zijn, het was een harde levensstijl. Ik stuurde een brief naar mijn familie om hen op de hoogte te brengen dat ik in Europa was, want ik was in het geheim vertrokken. Mijn ouders waren blij te horen dat ik nog leefde en ik was blij hen weer te horen. Ik voelde me soms in een verloren wereld in de tijd dat ik geen contact met hen had. Ik heb hen nooit verteld hoe moeilijk het leven hier soms was. Mijn vader stierf in 1985, toen ik nog in Frankrijk was. Dit was een vreselijke periode want ik kon de begrafenis niet bijwonen. Het lichaam kon geen 14 jaar wachten tot ik eindelijk papieren had om terug te keren naar Ghana. Ik probeerde opnieuw met valse papieren naar Canada te reizen, maar werd opgepakt. De Franse autoriteiten raadden me aan in een ander land asiel aan te vragen, dus nam ik de trein naar België. Ik stapte de voorlaatste halte af en stapte op een schoolbus die de grens overstak, omdat die niet gecontroleerd werden. De chauffeur stelde geen vragen.

We are not dangerous, we are in danger

kleinkasteeltje_web

Ik zocht de VN-gebouwen op in Brussel en vroeg hen me te helpen erkend te worden als vluchteling. Dan heb ik drie maanden in een hotel gewoond en 7 maanden in het toen nieuwe opvangcentrum voor asielzoekers: het Klein Kasteeltje. We hielpen mee het gebouw en de tuin op te knappen, elke dag kwamen er nieuwe mensen aan: Ghanezen, Iraniërs, Afghanen, Nigerianen… De migranten met lichtere huidskleur werden aanvaard door de steden en gemeenten, de zwarten niet, dus gingen we in hongerstaking, een zwarte Zuid-Afrikaanse man sprong zelfs uit het raam op de hoogste verdieping omdat hij niet weer in een apartheidsregime wou leven. We kregen veel media-aandacht, de staatssecretaris voor Leefmilieu en maatschappelijke integratie kwam zelfs langs. Toen werden de steden en gemeenten gedwongen asielzoekers te aanvaarden.

 

“Good papers”

Ik werd in 1987 naar Zottegem gestuurd. Samen met een paar anderen werd ik gehuisvest in een bejaardentehuis. De gepensioneerden hadden nog nooit een zwarte gezien en waren bang van ons. We kregen werk in de keuken en geraakten stilaan in gesprek met de bewoners. Ik kreeg een relatie met een vrouw die feitelijk gescheiden leefde van haar man en samen kregen we een zoon. Hij is nu 22 en we zien elkaar regelmatig. Na enkele maanden kregen we echter stuk voor stuk weigeringsbeslissingen van de overheid omtrent onze asielaanvraag en moesten onderduiken. Daar het leven in Zottegem vrij saai was en de mensen naar ons keken of we buitenaardse wezens waren, spendeerden we onze dagen meestal in Gent. Daar doken we dan ook onder, in een grote stad konden de buurtbewoners ons niet zo makkelijk verklikken. In oktober 1987 begon zo een periode van 14 jaar in de illegaliteit voor mij. Nog anderen vertrokken uit België, velen van hen wonen nu in Canada.

In het begin waren we met een tiental Ghanezen in Gent, maar in de jaren ’90 kwamen er velen bij. Ik woonde de ene week bij de ene vriend, de volgende bij de andere. We hielpen elkaar en deden wat we konden om te overleven. Vele vrouwen moesten zich prostitueren om zichzelf en de mannen te onderhouden. Die vrouwen hebben zich opgeofferd voor de mannen. Dankzij de prostitutie hebben de Ghanezen het in die periode overleefd in België. Ikzelf heb nooit iets gehad met een Ghanese vrouw, ik kon hen niets bieden zonder papieren en ging op zoek naar blanke vrouwen . Het is hier immers belangrijk om goede identiteitspapieren te hebben. In Ghana is er sterke sociale cohesie, niemand heeft daar identiteitspapieren op zak. Als je in België daarentegen geen papieren hebt, heeft zelfs een hond meer waarde dan jij. Een verblijfsvergunning verkreeg je op humanitaire gronden of door een huwelijk met een Europese burger. Ik ging, ondanks de risico’s om opgepakt te worden, vaak uit om vrouwen te zoeken om bij te wonen. Veertien jaar lang heb ik zo geleefd. Als de relatie goed ging, had ik een dak boven mijn hoofd. Als het uitgeraakte moest ik een andere vrouw zoeken. In zo’n tijden dacht ik niet eens aan werken, het leven was zwaar zonder papieren. We herkenden elkaar aan de levensstijl en vonden elkaar omdat we erg geconcentreerd woonden, in de Olifantstraat, de Frans Spaestraat, aan ’t Zuid. We hingen vaak rond in die buurt, eerst in café Charlatan en Damberd, later in Mascara, het café van een Ghanese in de Lammerstraat. We moesten voorzichtig zijn, waren niet op veel plaatsen welkom en er waren veel politiecontroles. Als we uitgingen liepen we enkel door eenrichtingsstraten, altijd op de uitkijk voor een politiecombi. In de winter waren er extra veel controles. Dan komen Afrikanen niet vaak buiten omdat het te koud is en kwamen ze ons in onze huizen controleren, soms met honden. We kenden onze rechten niet, dus wisten we niet dat dat niet zomaar mocht. We woonden allemaal dicht bij elkaar omdat weinig blanken aan zwarten wilden verhuren en konden ons verstoppen bij de buren of een politieagent tipte een Ghanese vrouw waarvan hij klant was. Dat nieuws verspreidde zich dan als een lopend vuurtje. We doken dan even onder in Antwerpen als er in Gent veel controles waren en omgekeerd. Ghanezen hielpen elkaar altijd, er was een enorme solidariteit. We kookten samen, hadden thuis feesten. We probeerden met Belgische ingrediënten Afrikaanse recepten te evenaren zoals fufu. Later kwamen er gelukkig ook Afrikaanse supermarkten, zodat we weer van het Afrikaanse eten konden genieten.

De vrouwen deden de boodschappen, zij hadden geld. Onze cultuur is meer op vrijgevigheid gebaseerd dan de Belgische, waar wederkerigheid centraal staat. Als een Belg een rondje geeft, verwacht die er ook een terug. Ik heb 14 jaar geleefd als parasiet, maar ze hebben me nooit afgewezen. Er waren veel Ghanese feestjes in die tijden, het was de enige manier om ons te amuseren. Op het einde van elk feestje werd wel bijna altijd iemand opgepakt door identiteitscontroles of vechtpartijen.

Regularisatie

Ben vroege Ghanese migrant_web

Nadat ik de relatie met de moeder van mijn zoon beëindigde, ging ik weer naar Frankrijk en in de zomer van 1994 kwam ik terug naar België om opnieuw een vergunningsaanvraag te doen. Ik ontmoette een vrouw en trouwde met haar in Bastogne, maar woonde eigenlijk in Gent. Op het huwelijk waren vrienden uit Bastogne, Zottegem en Gent aanwezig, de familie kon niet overkomen omdat we als werklozen niet konden bewijzen dat we ervoor konden betalen. Mijn vrouw was Franse en werkte in Frankrijk, we bezochten elkaar soms en trokken dan telkens voor enkele maanden bij elkaar in. Ik had eindelijk papieren, het echte leven kon beginnen. Ik was te oud om nog verder te studeren en had bovendien geen geld. De week nadat ik getrouwd ben, ben ik dan ook werk gaan zoeken.

Er waren in die tijd nog geen interimkantoren, je moest je gaan aanbieden bij bedrijven en fabrieken. Maar op veel plaatsen werden we weggestuurd. Een keer stuurde een fabriekseigenaar zelfs honden op ons af om ons weg te jagen. We leefden als dieren. Niemand op straat praat met je, iedereen ziet je alsof je een vreemd wezen bent, begrijpt niet wat je daar doet of denkt dat je hier bent om van de sociale welvaartstaat te profiteren. Je krijgt vragen als “wonen jullie in Afrika niet in bomen in plaats van in huizen?” Maar je moet je niet laten storen door domme vragen die gesteld worden of de geslotenheid van Vlamingen, je moet er joviaal mee omgaan. De politie is er niet om je te helpen, dus je leert ermee omgaan en komt er sterker uit. Door je joviaal op te stellen en je te mengen in de gemeenschap kan je integreren.

In Koekelaere was een boer die sla verbouwde. Hij stelde steeds een veertigtal zwarten te werk. Het was hard en onderbetaald werk, we moesten twaalf à veertien uren per dag kruipen over het veld en sla planten, uittrekken en verpakken. Na meldingen door buurtbewoners kwam de politie met honden om ons op te pakken of intimideren. Het was niet eenvoudig, we konden onze dromen van te kunnen investeren in België of Ghana niet waarmaken. Maar ik blijf dromen.

In de late jaren ’90 kwam er stilaan licht aan het einde van de tunnel voor illegale vluchtelingen. Er werden wetten gestemd om migranten te beschermen tegen politie-intimidatie. Aanleiding hiervan was het overlijden van Semira Adamu, een Nigeriaanse asielzoeker die om het leven kwam door verstikking door politieagenten tijdens haar gedwongen uitwijzing. De eerste regularisaties volgden. Ik was intussen wel gehuwd. Het leven is zoveel makkelijker als je papieren hebt. We konden voordien zelfs niet gewoon boodschappen gaan doen. Door papieren te krijgen, kregen we vrijheid en de moed om het leven opnieuw aan te pakken, eindelijk te kunnen werken en de achterblijvers te helpen. Voor ze geregulariseerd werden, konden velen zelfs niet eens hun familie contacteren. Ik heb zelf ook een aantal mensen geholpen toen ik kon, zo heeft er eens een vriend zes maanden bij me gewoond.

Het sociale leven vandaag de dag

De Ghanese gemeenschap in Gent is niet meer zo close als vroeger sinds velen geregulariseerd of vertrokken zijn.

Benard on a Ghanaian funeral ritual in Ghent_webWe leren hoe we ons kunnen integreren in de Belgische gemeenschap, maar houden ook sporadisch contact met elkaar, ontmoeten elkaar op straat of in de kerk, gaan langs bij mensen thuis, in een Afrikaanse winkel of zien elkaar binnen een aantal organisaties.  Zo is er Ghanaba, een van de grootste, die in Brussel zijn zetel heeft, er zijn er een aantal die gebaseerd zijn op de etnische groepen in het thuisland zoals de Ashanti’s, Fantes en Brongs. Verder is er reeds lang Mboa Kuo, Ghana Welfare in Antwerpen en vele andere in Brussel en Wallonië zelfs en is Ghana Union recentelijk opgericht in Gent. Ik ben enkel actief bij Ghana Union, in plaats van me aan te sluiten bij een vereniging op basis van mijn etnische groep.


Bernard tijdens een Ghanees begrafenisfeest te Gent

In de toekomst moeten de Ghanezen nog veel doen om hun sociaal leven te verbeteren. In België is dat gebaseerd op opleiding, wat het moeilijk maakt voor ons, al doen we ons best. De nieuwe generatie zal ons vooruit helpen. We moeten zorgen dat ze het belang inzien van onderwijs en dat ze hard hun best doen om te slagen.

Ik denk nog vaak aan Ghana en heb nog veel contact met mijn familie daar. Ik ga jaarlijks voor enkele maanden terug sinds ik geregulariseerd ben. Mijn moeder is nu 68 en op pensioen. Mijn familie onthaalt me steeds als een held en door de jaren heen heb ik heb al vijf familieleden laten overkomen naar België. Mensen in Afrika denken dat in Europa leven het beste is en willen graag hierheen komen. Als ik genoeg geld heb wil ik definitief teruggaan en dan af en toe op reis komen naar hier, ik heb hier tenslotte het grootste deel van mijn leven doorgebracht. Maar niemand die ik ken is al voorgoed terug naar Ghana gegaan en ik moet nog veel werken om dat te kunnen doen en zal dus waarschijnlijk hier blijven. Gent is mijn thuis nu, mijn kinderen zijn hier, ik ben Belg en heb hier het grootste deel van mijn leven doorgebracht.

 

 

 

 

Posted in Uncategorized