Interview met Julie Asamoa

Mijn jeugdjaren

Ik ben de dochter van de Ghanees John Benjamin Asamoa en een Vlaamse leerkracht. Mijn vader was een politieke vluchtelingen die midden jaren 80 naar hier kwam. Aan de zee in Oostende hebben ze elkaar voor het eerst ontmoet.
Ik heb een Ghanese voornaam, namelijk Ankema. Dat is de naam van vaders grootmoeder, maar die wordt niet actief gebruikt.  Ik kreeg als baby ook een doopfeest: een ‘outdouring’ die samen met het ‘naamgevingsfeest’ werd georganiseerd.

Mijn moeder was regentes Frans en is nu met pensioen. Mijn vader werkt nu bij de Kompagnie De Sporen en werkte daarvoor bij Atelier, jobkes via het OCMW vooral. Ik zelf ben klinisch psycholoog van opleiding en werk ‘s avonds in het Internaat Onze-Lieve-Vrouw Presentatie in Ledeberg.

familieJulie_web  Julieenvader001_web

Als kind had ik – op een school waar iedereen blank was – soms wel het gevoel anders te zijn  dan de andere kinderen. De vraag “Waarom ben ook ik niet blank?” en de observaties “Ik zou ook plat haar willen hebben zoals mijn mama, dunnere neus en gewone lippen…” passeerden wel eens. Maar behalve opmerkingen over mijn uiterlijk van kinderen uit mijn omgeving had ik daar eigenlijk weinig last van. Gepest werd ik niet, misschien omdat ik een meisje ben… Ik was vooral trots op mijn papa. Ik had de papa die mij  kwam halen van school en met de andere kinderen begon te voetballen en snoepjes mee had voor iedereen. De andere kinderen waren enthousiast over mijn papa. Ze hadden geen vragen of gaven geen opmerkingen: Ze vonden hem leuk. En veel verdere vragen heb ik mij daarbij niet gesteld.

Mijn ouders zijn eigenlijk gescheiden toen ik in het derde leerjaar zat, maar voor mij veranderde er niet veel. Mijn vader woonde niet meer thuis, maar bleef iedere dag komen. Hij kwam zich ‘s morgens bij ons klaarmaken: we zien die elke dag. Toch waren er wel spanningen. Vooral financieel was het voor mijn moeder niet altijd gemakkelijk.

Profiteren van het beste van Ghana én België

Nu ben ik 26 en vind ik dat superleuk om zo het beste van die twee werelden te kunnen zien, te eten en te kunnen proeven, om te kunnen op reis gaan naar Ghana en mij daar ook thuis te voelen. Nu ben ik daar zo dankbaar voor.

Ik ging in totaal al drie keer naar Ghana. De eerste keer toen ik baby was, in 2011 als vrijwilliger en in 2013 nogmaals. Die reizen zijn mij heel erg bevallen. Het kriebelt altijd om terug te gaan. Ik verbleef in Ghana bij verschillende familieleden en werd altijd goed ontvangen. Ze zeggen tegen mij ‘Het is uw land’ en dat is een beetje thuiskomen.
Ook in Ghana behoor ik tot twee werelden. Zo krijg ik bepaalde kortingen (in musea), maar niet volledig. En dus blijf ik toch nog een beetje ‘blank’, een ‘obruni’. Ghanezen verwijzen naar de blanken als mijn familie en ik word meegenomen  naar een Chinees restaurant omdat ze denken dat ik mij daar thuis zal voelen, terwijl ik liever naar het Ghanese feest was mee geweest. Maar dat doen ze om goed te doen. De Ghanezen zorgen goed voor mij en zijn hartverwarmend.   Die (Afrikaanse) warmte… Het is moeilijk uit te leggen… Het is een speciaal gevoel… Afrika… .

Of ik veel meegekregen heb van mijn vader, weet ik niet. Veel interesse en liefde voor andere culturen, dat wel. En verder heeft mijn vader zich vooral moeten verwestersen en zich moeten aanpassen, denkt ik.  Als mijn vader iets te streng was, kwam mijn moeder tussenbeide.

Het beste van de twee werelden is volgens mij vooral het eten. Papa kookt superlekker Afrikaans eten, net als mijn moeder het Belgische eten goed kan klaarmaken. Ik hou van de Ghanese feesten. En ik bewonder de waarde ‘respect’ in de Ghanese cultuur. Ghanese kinderen tonen veel meer respect voor ouderen. Dat vind ik interessant.  Toen ik in de Ghanese school les gaf en water morste, reageerden mijn leerlingen: “Oei, juf, gaat het? Sorry!” Dat zie ik  in België niet gebeuren.

Met mijn vader heb ik altijd Engels gesproken. Ik ben wel nieuwsgierig naar hoe het hier voor hem vroeger was. Ik zou wel meer vragen willen stellen, maar we praten daar niet zoveel over. Misschien omdat we beiden eerder gesloten zijn? Het contact met mijn vader is misschien niet zo diepgaand (emotioneel), maar hij staat altijd klaar voor mij. En hij voelt erg aanwezig in mijn leven. Misschien is de geslotenheid en het minder diepgaand contact, meer eigen aan de cultuur, maar misschien is dat bij andere mensen ook zo.

Ghanezen in België

Ik ben actief in de Ghanese gemeenschap. Ik ga graag naar de Ghanese feesten, meestal bij mensen thuis. Ik heb een Ghanees vriendje (hier opgegroeid) en Ghanese en half-Ghanese vrienden en familie, bijvoorbeeld een nicht van wier dochter ik de meter ben en twee half-‘brussen’. Typisch Ghanees vind ik een verjaardagsfeest. Alles wordt aan de kant gezet, overal komen stoelen, er is een grote taart en altijd veel eten, en vrouwen en meisjes dragen prinsessenkleren.
Een ander typisch Ghanees feest is de begrafenis, wat in België al geen feest genoemd wordt, maar in Ghana wel. Het verloopt vrij anders dan bij Belgen. Het duurt erg lang (ceremonie, rituelen, in de kerk en thuis). Er is heel veel eten.  En er wordt wederom veel gedanst.  Er wordt gelachen EN hysterisch gehuild. Dat is ook anders. Maar ik voel me thuis in de beide werelden.

Een echt Belgische manier van groeten, is één (of enkele) kus(sen) geven. Niet zo leuk en niet echt nodig, vind ik. Ghanezen geven gewoon een hand. Ik geef ook kussen omdat het de Belgische gewoonte is. En ook mijn vader heeft de gewoonte overgenomen, hoewel hij er zich niet zo comfortabel bij voelt.
Een verschil tussen mij en mijn Ghanese vrienden en familie (van twee Ghanese ouders) merk ik niet echt. Ik hoor wel vaker dat jongens het vroeger lastiger hadden  op school (racisme) dan meisjes. En als een jongen een slecht rapport heeft, is dat eerder zijn schuld volgens de Ghanese ouders. Belgische ouders gaan zich sneller tot de school wenden. Ghanese kinderen (zoons) hebben veel meer schrik van hun ouders. Dat zijn volgens mij weer die waarden en normen die anders liggen.

 

Posted in Uncategorized